Image: NL-HaNA 1.05.12.01 105 0002 11.2a
Description: Relaas van Pater Jacobus Schinck d.d. 7 september 1795, bijlage Notulen Extraordinaire Politie Raad nr. 69 d.d. 10 september 1795 over het gesprek met Tula tijdens de opstand. Transcriptie: Relaas [markering:]769 Aan den Wel Edelen achtbaaren raadt des eijlands Curaçao, aangaande 't voorgevallene tussschen den onder- geteekenden, en de opgestaane negers......- den 19 augustus savonts om half 7 uuren arriveerden wij met de troepes van den Staat onder commando van den Edl. gestrenge Capitein [b?=baron?] Westerholt op den tuin van den heer Carel van der Linden, ik begaf mij terstond met twe vrije negers naar Port S. Marie, alwaar de negers vergadert waren. dezen tuin genadert zijnde deede ik hun toeroepen, en 't antwoord van hun wat blijft staan, 7 of 8 gewapende negers kwamen tot mij, ik gaf hun den oorsaak van mijn komste te kennen, gekoomen zijnde op 't Plein van S. Marie, zag ik veele gewapende en ongewaapende negers, en 't huis intreedende, vond ik een neger genaamd Toela voorzien met een degen, en men noemde hem Capitein[.] Ziende dan dat veele negers nieuwsgierig om te horen mijn [m]edebrogte tijding zich om mij posteerden, begon ik hun vers[l]ag te doen van mijne Commissie, en hun ver- giffenisse [va]n 't gepasseerde beloovende uit naam van den Wel Ed. a[ch]tbn gouverneur en raaden, scheen dit groote invloed te hebben op hunne gemoederen, eenen van de omstaande [n]egers ziende dat ik geen snuijf in mijn doos had, storte zijn Znuijfdoos in de mijne over, Toela [b]egon dan te spreeken wij zijn al te zeer mishandelt, wij zoeken niemand kwaad te doen, maar zoeken onze vrijheid. de fransche negers hebben hunne vrijdom bekoomen, hollant [beschadiging] genomen door de fran- schen, vervolgens moeten wij ook hier vrij zijn; ik antwoorde hem dat in holland onze overigheid woonde, en dat wij aan die overigheid moesten gehoorzamen, waar op hij Toela antwoorde als't zoo is waar blijven dan de hollandsche schee- pen?, ik stelde hun dan eenige zwarigheden voor, tweeten Citaat en vervolg in lopende tekst (tekst niet geheel in afbeelding getoond): “Dezen tuin genadert zijnde deede ik hun toeroepen, en ’t antwoord van hun was blijft staan. 7 of 8 gewapende negers kwamen tot mij, ik gaf hun de oorsaaken van mijne komste te kennen, gekoomen zijnde [op ’t plein] van Porte S. Marie zag ik veele gewapende en ongewaapende negers, en ’t huis intreedende, vond ik een neger genaamd Thoela voorzien met een degen, en men noemde hem capitein ziende dan dat veele negers nieuwsgierig om te hooren mijne [medegebrogte] tijding zich om mij heen posteerden, begon ik hun verslag te doen van mijne commissie, en hun vergiffenisse [voor] ’t gepasseerde beloovende uit naam van den Wel Ed. Achtb.n Heer Gouverneur en Raaden, scheen dit groote invloed te hebben op hunne gemoederen, eenen van de omstaande negers ziende dat ik geen snuyf in mijn doos had, storte zijn snuyfdoos in de mijne over; Toela begon dan te spreeken. Wij zijn al te zeer mishandelt, wij zoeken niemand kwaad te doen, maar zoeken onze vrijheid, de fransche negers hebben hunne vrijdom bekoomen, Holland is ingenomen door de franschen, vervolgens moeten wij ook hier vrij zijn; ik antwoorde hem dat in Holland onze overigheid woonde, en dat wij aan die overigheid moesten gehoorzaamen, waar op hij Toela antwoorde, als ’t zoo is, waar blijven dan de hollandsche scheepen? Ik stelde hun dan eenige zwarigheden voor teweeten // dat ons eiland klein was, en schielijk gebrek zou hebben aan levensmiddelen, dat hier geen afgelegene gebergtens waaren om ’t vlugten gelijk op S. Domingo of den vasten kust en dat ’t mij van harte zoude spijten; ik die hunnen pastor was dat ik zoude moeten zien dat ze in ongelukken en onheilen zouden vervallen; ’t scheen dat deze woorden eenige impressie maakte, maar Toela liet niemand spreeken, en joeg hen alle de kamer uit, als hij zag dat zijne woorden niet konden helpen, liet hij een snaphaan schoot op hun in de kamer losbranden, waar door zij van mij afgescheiden en verstrooit wierden; ik bleef dan alleen in de kamer, met nog twe gevangene ruiters den heer van der Grijp en Thielman, en capt. Toela die op deze volgende wijze in [onzer] aller presentie begin te redeneeren; Heer Pater koomen alle menschen niet voort uit een vader Adam en Eva? Heb ik kwalijk gedaan dat ik 22 van mijne medebroeders verlost hebbe uit de boeijens, waar in zij onregtvaardig geworpen waren? Heer Pater de fransche vrijheid heeft ons gediend tot torment; als jemand van ons gestraft wierd, wierd hem telkens tegengeworpen, gij zoekt ook uw vrijheid? Eens werd ik vastgebonden, ik riep zonder ophouden genaade voor een armen slaaf, tot ten laatsten losgemaakt zijnde, golfde ’t bloed uit mijne mond, ik wierp mij op mijn knien, en riep tot God; O Goddelijke Majesteit! O Suijverste Geest! Is ’t dan Uwen wil dat wij zoo mishandelt worden! Ach Pater men draagt meer zorg voor een beest, als een beest een been breekt, ’t word geneezen etc. En zulke woorden meer, gelijk den heer van der Grijp kan gethuigen. (…) … ik nam dan afscheid van capt. Toela, en vraagde hem wat rapport ik zoude geven aan den Achtb.n Heer Gouverneur en Raaden; [en] hij antwoorde: wij verlangen niet anders als onze vrijheid; ”
Title: NL-HaNA 1.05.12.01 105 0002 11.2a
Credit: Nationaal Archief nummer toegang 1.05.12.01, inventarisnummer 105
Author: Nationaal Archief
Usage Terms: Public domain
License: Public domain
Attribution Required?: No
Image usage
The following page links to this image: